Contact

  • Astrid: +31 (0)6 14 575 666
  • Etienne: +31 (0)6 22 228 141
  • E: info@abfiscaaladvies.nl
  • W: www.abfiscaaladvies.nl

Adres

  • Geusseltweg 27c
  • 6225 XS
  • Maastricht

Contact Adres

Nieuws juni 2020

jun 19, 2020
|
Ingezonden door: super
|
Categorie: Actualiteiten

Wetsvoorstel excessief lenen van de eigen BV

1 Inleiding

Op Prinsjesdag 2018 werd als een donderslag bij heldere hemel aangekondigd dat er een maatregel zou worden genomen ten einde te voorkomen dat DGA’s onbeperkt geld kunnen lenen van hun eigen BV. Op 17 juni jl. heeft de staatssecretaris het wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd.

Op hoofdlijnen komt het wetsvoorstel hierop neer dat wordt voorgesteld bij  aanmerkelijk belanghouders die meer dan € 500.000 bij hun vennootschap hebben geleend voor het meerdere belast worden als inkomen uit aanmerkelijk belang. Eigenwoningschulden tellen niet mee voor de hoogte van dit bedrag. Ingangsdatum voor de maatregel is het kalenderjaar 2023, wat een jaar later is dan oorspronkelijk was gepland.

2 Wat houdt het wetsvoorstel in?

Met het wetsvoorstel beoogt het kabinet belastinguitstel in Box II van de inkomstenbelasting tegen te gaan en voor de heffing beter aan te sluiten bij het moment waarop de aanmerkelijke belanghouder of de met hem verbonden personen feitelijk over gelden uit de BV beschikken. Wordt meer geleend van de eigen BV dan € 500.000, dan zal het meerdere aan het eind van het kalenderjaar als fictief regulier voordeel worden belast bij de aanmerkelijk belanghouder en zijn partner. Onder schulden worden verstaan alle civielrechtelijke schuldverhoudingen en verplichtingen aan het einde van het kalenderjaar op basis van de nominale waarde. Daarbij geldt voor de aanmerkelijk belanghouder en zijn partner in totaal dit maximumbedrag van € 500.000. Leningen bij meerdere vennootschappen waarin direct dan wel indirect een aanmerkelijk belang wordt gehouden worden bij elkaar opgeteld.

De werking van de maatregel blijft beperkt tot de aanmerkelijk belangregeling. Dit betekent dat de maatregel niet doorwerkt naar Box I en Box II van de inkomstenbelasting, noch naar de dividendbelasting en de vennootschapsbelasting.

De maatregel heeft geen civielrechtelijke betekenis. Het bovenmatige deel van de schuld leidt enkel tot een fictief in aanmerking te nemen inkomen in Box II, maar blijft civielrechtelijk bestaan. Als niet wordt afgelost zal nog steeds rente moeten worden betaald en zal de schuld op enig moment moeten worden afgelost. Voor de BV betekent dit dat de waarde van de vordering op de aandeelhouder op de fiscale balans geen wijziging ondergaat, tenzij het fictief voordeel wordt omgezet in een regulier voordeel (lees: daadwerkelijk als dividend wordt genoten). De schuld valt nog steeds in box III en verlaagt daarmee de rendementsgrondslag voor het inkomen uit sparen en beleggen.

In de memorie van toelichting wordt benadrukt dat de bestaande rechtspraak over geldleningen en eigenwoningschulden onverkort van toepassing blijft. Dit betekent dat wanneer vaststaat of vast komt te staan dat de schuld niet kan of zal worden afgelost, een verkapte winstuitdeling wordt aangenomen en aanmerkelijkbelangheffing zal moeten worden voldaan. Dit geldt voor alle schulden, dus zowel voor schulden beneden als boven € 500.000.

Als verzachting ten opzichte van de oorspronkelijke plannen is ervoor gekozen dat geen dubbele heffing ontstaat. Wanneer sprake is van een verkapte winstuitdeling die tevens kan worden gezien als een bovenmatige schuld, zal slechts eenmaal worden geheven.

De economische dubbele heffing wordt zo veel als mogelijk voorkomen. De bedoeling is slechts om de heffing naar voren te halen, niet om een extra heffing te introduceren.

Het maximumbedrag aan schulden bedraagt in beginsel € 500.000. Bij een overschrijding hiervan aan het einde van het jaar wordt het meerdere als een fictief regulier voordeel belast en het maximumbedrag met hetzelfde bedrag verhoogd. Door een al dan niet gehele aflossing van de schuld in een later jaar, zal het totaal aan schulden aan het einde van het jaar lager zijn dan het verhoogde maximumbedrag. Hierdoor kan een negatief fictief regulier voordeel in het jaar van aflossing in aanmerking worden genomen. Indien als gevolg hiervan een verlies uit aanmerkelijk belang ontstaat, kan dit volgens de regels voor verrekening van een verlies uit aanmerkelijk belang worden verrekend. Het maximumbedrag wordt vervolgens met hetzelfde bedrag verlaagd. Bij vervreemding van het gehele aanmerkelijk belang kan ook nog een negatief fictief regulier voordeel in aanmerking worden genomen. In de situatie waarin aan het einde van het jaar geen aanmerkelijk belang meer aanwezig is, wordt de schuld geacht geheel te zijn afgelost. Het totale negatieve fictieve reguliere voordeel kan echter nooit meer bedragen dan het eerder in aanmerking genomen totale positieve fictieve reguliere voordeel.

3 Voor welke leningen gaat dit gelden?

Alle schulden tellen mee met uitzondering van eigenwoningschulden zover een recht van hypotheek is gevestigd. Deze laatstgenoemde hypotheekvoorwaarde geldt niet voor eigenwoningschulden die op 31 december 2022 bestaan.

Het is niet relevant of de schulden zijn aangegaan voor consumptieve uitgaven of dat ze zijn aangegaan voor de financiering van vastgoed- of andersoortige beleggingen.

Vorderingen en rechten op de vennootschap worden niet gesaldeerd met schulden aan de vennootschap. Alle typen leningen tellen mee ter bepaling van het totaalbedrag aan schulden. Bijgeschreven rente en garantstellingen door de vennootschap blijven niet buiten schot, evenmin als doorlenen van door andere personen van de BV geleende gelden. Wanneer een met de aanmerkelijk belanghouder verbonden persoon (die zelf geen aanmerkelijk belang heeft) bovenmatig leent van de BV, wordt het eventuele bovenmatige deel bij de aanmerkelijke belanghouder belast voor zover dit bovenmatige deel al dan niet in combinatie met andere aan de aanmerkelijk belanghouder verstrekte leningen boven het drempelbedrag uitkomt (bijvoorbeeld kinderen die geld lenen van de BV van hun ouders).

4 Bestaande afspraken

In de regel is het zo dat bestaande afspraken met de Belastingdienst als gevolg van wetswijzigingen komen te vervallen. Vaststellingsovereenkomsten die zien op een totaal aan schulden van minder dan € 500.000 komen echter niet te vervallen. Voor dit soort overeenkomsten die zien op een totaal van schulden van meer dan € 500.000 is dit volgens de MvT niet op voorhand duidelijk en is dit afhankelijk van de  gemaakte afspraken.

5 Commentaar AB Fiscaal Advies

De voorgestelde wet bestrijdt bovenmatig lenen van de vennootschap waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden. Een belangrijke angel is uit het voorstel gehaald in die zin dat in de meeste gevallen niet langer sprake is van economische dubbele heffing, maar slechts van het naar voren halen van de heffing. Desalniettemin staat vast dat iedere aanmerkelijk belanghouder die meer dan € 500.000 heeft geleend van de eigen vennootschap, zijn positie opnieuw zal moeten beoordelen. Ook bij geëmigreerde aanmerkelijke belanghouders en situaties waarin de vennootschap geld heeft geleend aan (klein)kinderen of ouders van de aanmerkelijk belanghouder zal opnieuw bekeken moeten worden of het voorstel gaat leiden tot heffing. In voorkomende gevallen zal uiterlijk ultimo 2023 actie moeten zijn ondernomen. Het is echter aan te raden om de gevolgen van het voorstel al eerder te inventariseren. Opmerking verdient nog dat er in de overdrachtsbelasting geen faciliteit komt voor vanuit de eigen vennootschap gefinancierde vastgoedbeleggingen. Inbreng van dit vastgoed in de BV ter aflossing van de schuld kan dus niet zonder overdrachtsbelasting plaatsvinden.

Wilt u meer weten over het hier besproken onderwerp dan is AB Fiscaal Advies u vanzelfsprekend graag van dienst.

 

Disclaimer

De in dit memo opgenomen informatie is van algemene aard en heeft geen betrekking op de specifieke omstandigheden van een bepaald individu of een bepaalde entiteit. Hoewel bij de totstandkoming van dit memorandum de grootst mogelijke zorgvuldigheid is betracht, kunnen wij niet garanderen dat de daarin opgenomen informatie op de datum van ontvangst juist en volledig is of dat in de toekomst zal blijven. Op grond van deze informatie dient geen actie ondernomen te worden zonder adequate professionele advisering na een grondig onderzoek van de specifiek van toepassing zijnde situatie.