Contact

  • Astrid: +31 (0)6 14 575 666
  • Etienne: +31 (0)6 22 228 141
  • E: info@abfiscaaladvies.nl
  • W: www.abfiscaaladvies.nl

Adres

  • Geusseltweg 27c
  • 6225 XS
  • Maastricht

Contact Adres

Nieuws augustus 2020 - 1

aug 25, 2020
|
Ingezonden door: super
|
Categorie: Actualiteiten

Wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap schiet doel voorbij

Wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap schiet doel voorbij

 

1 Inleiding    

Volgens de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs schiet het wetsvoorstel excessief lenen bij eigen vennootschap zijn doel voorbij. De orde heeft een commentaar gepubliceerd, hetwelk hierna puntsgewijs wordt weergegeven.

 

2 Commentaar

Puntsgewijs volgt hieronder het commentaar van de NOB.

  1. De maatregel creëert welbewust een heffing in situaties waarin van box II-inkomen, latent of te verwachten, geen sprake is.
  2. De maatregel creëert welbewust een meervoudige heffing in de inkomstenbelasting (box II), onder andere doordat het excessieve deel van een lening als fictief regulier voordeel wordt belast, waarbij de mogelijkheid tot latere verrekening aan termijnen is gebonden, voor zover het negatieve fictief reguliere voordeel leidt tot een verlies uit aanmerkelijk belang. Deze tijdsbeperking kan ertoe leiden dat geen tijdige verrekening kan plaatsvinden en alsnog dubbele heffing zal ontstaan. Er wordt geadviseerd om de regeling waarbij een box II-verlies kan worden omgezet in een zogenoemde credit in box I, te versoepelen, zodat de dubbele heffing in box II alsnog wordt ondervangen.
  3. De maatregel kan ten aanzien van de groep van verbonden personen de heffing neerleggen bij een andere belastingplichtige (namelijk de aanmerkelijk belang-houder) dan degene die de beschikking heeft gekregen over de middelen (de verbonden persoon annex geldlener). Te denken is aan de situatie waarbij het geld niet is uitgeleend aan de DGA maar aan een kind.
  4. De maatregel leidt tot complexere belastingwetgeving met een systematische inbreuk op wetgeving/jurisprudentie en een toename van het aantal ficties. Door deze maatregel:
    1. zal de fiscale werkelijkheid verder afwijken van de civielrechtelijke kwalificatie,
    2. worden nieuwe, zelfstandige begrippen gecreëerd en
    3. moeten allerhande flankerende maatregelen worden ingevoerd.
      De toenemende complexiteit tast het sociaal-maatschappelijke draagvlak van belastingwetgeving en de band met de werkelijkheid aan
  5. De maatregel leidt tot een toename van administratieve lasten voor zowel de belastingplichtige als ook en vooral voor de Belastingdienst. Dat komt door nieuwe cijfermatige beoordelingen die per definitie achteraf plaatsvinden, doorwerking van het handelen van de ene belastingplichtige naar andere belastingplichtigen, het over de jaren heen consequent en correct moeten monitoren van schuldbedragen en aanmerkelijkbelangposities, vereiste aanpassingen aan aangifteformulieren en doorwerking van latere correcties van schuldposities waardoor het grensbedrag alsnog wordt onder- respectievelijk overschreden en de daaruit volgende consequenties voor inmiddels al dan niet vaststaande belastingaanslagen over oudere jaren.
  6. Uit oogpunt van budgettaire opbrengst is er inmiddels geen belang meer om deze wetgeving in te voeren. De eenmalig verwachte hoge opbrengst wegens anticipatiegedrag heeft zich immers reeds in het voorbije jaar 2019 voorgedaan, mede door de verhoging van het aanmerkelijk belangtarief per 1 januari 2020. De budgettaire noodzaak om dit wetsvoorstel nu (nog steeds) in te voeren, is daarmee volledig vervallen. Het niet invoeren van dit wetsvoorstel past ook in de herhaaldelijk door diverse staatssecretarissen van Financiën geuite mening dat de Belastingdienst dermate onder druk staat dat zij eigenlijk geen enkele verandering er nog bij kunnen hebben. Voorgesteld wordt dan ook om dit wetsvoorstel in te trekken.
  7. De maatregel is onder andere disproportioneel vanwege de “one size fits all”-oplossing: niet alleen consumptieve leningen worden door de maatregel getroffen, maar ook (en ten onrechte) zakelijke leningen. Een daarmee corresponderende tegenbewijsmogelijkheid om de zakelijkheid van een lening tussen de vennootschap en de aanmerkelijkbelanghouder aan te tonen ontbreekt helaas. Uiteraard is er begrip voor het spanningsveld met de potentieel lastige positie van de Belastingdienst om de zakelijkheid van een lening te betwisten, maar daaraan doet niet af dat, als een lening zakelijk is (een onafhankelijke derde zou onder dezelfde omstandigheden en voorwaarden dezelfde lening ter grootte van hetzelfde bedrag aangaan), die lening buiten het toepassingsbereik van de maatregel zou moeten vallen.
  8. De maatregel behelst effectief onbeperkte materieel terugwerkende kracht door het ontbreken van eerbiedigende werking voor bestaande situaties. Een oplossing hiervoor kan zijn om het maximumbedrag van € 500.000 te verhogen met de stand van de schulden op het moment van aankondiging van de onderhavige maatregel op 18 september 2018, 15:15 uur.
  9. De maatregel creëert diverse onduidelijkheden in buitenlandsituaties.

 

Als terugdringing van de uitvoeringslasten door de Belastingdienst de voornaamste reden is voor de maatregel (en daar lijkt het gezien de zeer beperkte structurele opbrengst wel op), kunnen ook maatregelen ter bepaling van de zakelijkheid en de documentatie van een lening afdoende zijn. Dit kan eventueel in combinatie met aanpassingen in de bewijslastverdeling, waarbij zelfs een differentiatie kan worden aangebracht aan de hand van de omvang van de lening. Bijvoorbeeld bij een schuld aan de vennootschap van meer dan € 500.000 ligt de bewijslast bij de belastingplichtige. Dergelijke “forfaitaire” regelingen zijn in de fiscale wetgeving niet ongebruikelijk.

 

Disclaimer

De in dit memorandum opgenomen informatie is van algemene aard en heeft geen betrekking op de specifieke omstandigheden van een bepaald individu of een bepaalde entiteit. Hoewel bij de totstandkoming van dit memorandum de grootst mogelijke zorgvuldigheid is betracht, kunnen wij niet garanderen dat de daarin opgenomen informatie op de datum van ontvangst juist en volledig is of dat in de toekomst zal blijven. Op grond van deze informatie dient geen actie ondernomen te worden zonder adequate professionele advisering na een grondig onderzoek van de specifiek van toepassing zijnde situatie.

 

 

Geplaatst op 25 augustus 2020