Contact

  • Astrid: +31 (0)6 14 575 666
  • Etienne: +31 (0)6 22 228 141
  • E: info@abfiscaaladvies.nl
  • W: www.abfiscaaladvies.nl

Adres

  • Geusseltweg 27c
  • 6225 XS
  • Maastricht

Contact Adres

Nieuws december 2020 - 1

dec 17, 2020
|
Ingezonden door: super
|
Categorie: Actualiteiten

Belastingplan 2021 aangenomen door Eerste Kamer - Vlug huwelijkse voorwaarden aangaan bespaart erfbelasting - Nieuwe verliesverrekeningsregels Wet Vpb per 1 januari 2022

Belastingplan 2021 aangenomen door Eerste Kamer

De Eerste Kamer heeft op 15 december ingestemd met de wetsvoorstellen van het pakket Belastingplan 2021.

Twee moties werd aangenomen, namelijk de motie die het kabinet verzoekt om een onderzoek naar een meer neutrale behandeling van ondernemers in de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting en uiterlijk in de eerste helft van 2021 de uitkomsten daarvan met de Kamer te delen. Ook de motie  die de regering verzoekt alle belastingvoorstellen die aan het parlement worden voorgelegd in het vervolg te voorzien van een doenvermogenstoets, werd aanvaard.

De belangrijkste wijzigingen op een rij: 

 

Overdrachtsbelasting

Vanaf 2021 betalen woningkopers jonger dan 35 jaar, die een huis kopen en daar zelf in gaan wonen, eenmalig geen overdrachtsbelasting. Dat scheelt hen 2% van de aankoopprijs. Vanaf 1 april 2021 geldt de aanvullende voorwaarde dat de woning niet duurder mag zijn dan € 400.000. Kopers van 35 jaar of ouder die in de woning gaan wonen betalen 2%. Andere kopers, zoals beleggers, gaan 8% betalen.

 

Sparen

Spaarders en kleine beleggers met een vermogen tot € 50.000 (of € 100.000 met fiscaal partner) betalen vanaf 2021 geen belasting meer over dat vermogen. Het tarief van de belasting gaat wel iets omhoog van 30% naar 31%. Het aantal kleine spaarders en beleggers dat box 3-belasting betaalt daalt hierdoor met bijna 1 miljoen mensen. En het betekent dat iedereen met spaargeld of belegd vermogen tot € 220.000 (of € 440.000 met fiscaal partner) daarover minder belasting gaat betalen.

 

Heffingskortingen

Door de verhoging van de arbeidskorting uit 2022 een jaar naar voren te halen, gaat werken komend jaar meer lonen. Zowel werknemers als zelfstandigen profiteren hiervan. Deze verhoging komt bovenop een al eerder geplande verhoging voor 2021. De algemene heffingskorting gaat € 126 omhoog. In 2021 daalt het basistarief in de inkomstenbelasting van 37,35% naar 37,10%. Tot slot wordt ook de ouderenkorting verhoogd.

In 2021 gaat de maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) met € 66 omlaag naar € 2.815. Door een uitspraak van de Hoge Raad krijgt een ruimere groep co-ouders recht op de IACK. Om de IACK betaalbaar te houden, verlaagt het kabinet daarom eenmalig deze korting in 2021.

 

Belastingen voor het klimaat

Internationaal vliegen wordt in tegenstelling tot de auto, bus of trein nu niet belast, maar levert tegelijkertijd wel een bijdrage aan de (wereldwijde) uitstoot. Daarom wordt per 1 januari 2021 een vliegbelasting ingevoerd. Luchthavens zullen dan per passagier die vanaf een Nederlandse luchthaven vertrekt, de belasting aan de luchtvaartmaatschappij in rekening brengen. Het tarief van de vliegbelasting voor 2021 is nu na correctie voor inflatie definitief vastgesteld op € 7,845.

Ook de CO2-heffing voor de industrie gaat in. De heffing stimuleert bedrijven op verstandige wijze om te verduurzamen.

De overheid stimuleert milieuvriendelijker rijden. De CO2-grenzen en tarieven in de bpm voor personenauto’s worden per 1 januari 2021 aangescherpt passend bij de technologische ontwikkeling van personenauto’s.

 

Aanpak belastingontwijking

Belastingontwijking wordt volgend jaar verder aangepakt. Zo gaat de bronbelasting op rente en royalty’s in. Met deze bronbelasting van 25% worden betalingen naar landen die geen of te weinig belasting heffen door Nederland belast en wordt ook de doorstroom via ons land tegengegaan.

Intermediairs zoals belastingadviseurs, accountants en financiële instellingen zijn vanaf 1 januari 2021 verplicht om grensoverschrijdende constructies die gebruikt kunnen worden om belasting te ontwijken bij de Belastingdienst te melden. Dit zijn fiscale constructies waarbij inwoners van verschillende landen zijn betrokken en die mogelijk gebruikt kunnen worden om belasting te ontwijken.

Multinationals zullen eerlijker worden belast, met oog voor het vestigingsklimaat. Juist in economisch zware tijden is het belangrijk dat sommige bedrijven niet méér mogelijkheden hebben om hun belastingdruk te verlagen dan andere. Het verrekenen van verliezen bij bedrijven wordt daarom per 2021 beperkt.

 

MKB

Meer mkb-bedrijven gaan in de komende jaren het lagere vennootschapsbelastingtarief betalen. Vanaf 2021 geldt het lage tarief van 15% voor winsten tot € 245.000 in plaats van € 200.000.

De zelfstandigenaftrek wordt de komende jaren stapsgewijs afgebouwd. Per 1 januari 2021 wordt de zelfstandigenaftrek daarbij verlaagd van € 7.030 naar € 6.670. Hiermee wil het kabinet de fiscale verschillen tussen zelfstandigen en werknemers kleiner maken.

 

BIK

Het kabinet stimuleert bedrijven om investeringen te doen met een nieuwe investeringskorting, de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK). Deze tijdelijke regeling zorgt ervoor dat bedrijven ook in deze tijden blijven investeren in bijvoorbeeld nieuwe machines.

De regeling geldt voor investeringen in 2021 of 2022. Bij grote investeringen in een jaar is de korting tot € 5 miljoen 3,9%, daarboven 1,8%. Bedrijven kunnen de investeringskorting verrekenen met de af te dragen loonheffing. De mogelijkheid om als ‘fiscale eenheid’ gebruik te maken van de BIK, gaat pas later in. De Europese Commissie moet dit specifieke onderdeel nog goedkeuren. Als na deze goedkeuring de mogelijkheid om als ‘fiscale eenheid’ gebruik te maken van de BIK gaat gelden, is dit met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021. Als die  goedkeuring onverhoopt niet komt, zullen de percentages van de BIK met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021 worden verhoogd. Bij grote investeringen in een jaar wordt de korting tot € 5 miljoen in dat geval 5%, daarboven 2,08%. 

 

Vlug huwelijkse voorwaarden aangaan bespaart erfbelasting

In een zaak voor Rechtbank Noord-Holland voorkwam een echtpaar dat de weduwe na het overlijden van haar man over ruim € 1,2 miljoen erfbelasting moest betalen. Deze besparing kwam tot stand dankzij het aangaan van huwelijkse voorwaarden. Dit opstellen gebeurde nog geen twee maanden voor het overlijden.

Een vrouw en een man hadden zo’n 33 jaar een affectieve relatie. Op 2 september 2015 traden zij in het huwelijk. Daarbij was sprake van een wettelijke gemeenschap van goederen. Op 19 oktober 2017 gingen de echtgenoten huwelijkse voorwaarden aan. De man was daardoor gerechtigd tot 10% van de gemeenschap (saldo van goederen en schulden), de vrouw tot 90% van de gemeenschap. Op 9 december 2017 overleed de man. Zijn weduwe was de enig erfgenaam. Zij stelde dat zij 10% van de gemeenschap had geërfd. Dit was minder dan de toenmalige partnervrijstelling  De Belastingdienst ging hiermee niet akkoord en wilde uitgaan van een 50%-50%-verdeling. In dat geval zou het belaste erfdeel ruim € 1,2 miljoen bedragen. De inspecteur stelde dat sprake was van een schenking, een verblijvensbeding of fraus legis.

 

Geen voltooide vermogensverschuiving

De rechtbank stelt dat pas sprake kan zijn van een schenking voor de schenkbelasting als een eenzijdige vermogensverschuiving tot stand is gekomen. Bij een wijziging in huwelijkse voorwaarden doet dat zich niet voor. De rechtbank verwerpt het standpunt van de Belastingdienst dat men kan aansluiten bij het moment waarop een verplichting is aangegaan. Dit bleek al in eerdere arresten. De wetgever heeft de wet niet aangepast om de aansluiting bij de verplichting te regelen.

 

Onafhankelijk van overlijden

De rechtbank oordeelt dat evenmin sprake is van een verblijvensbeding dat leidt tot heffing van erfbelasting. Dit is namelijk pas het geval als de uitvoering van dit beding afhankelijk is van het overlijden van een echtgenoot. Deze situatie is hier niet aan de orde.

 

Geen fraus legis

Ten slotte oordeelt de rechtbank dat geen sprake is van fraus legis. De rechtbank ziet in deze gang van zaken geen constructie met een zeker fiscaal voordeel. Als immers de vrouw eerder was overleden, was het aangaan van de huwelijkse voorwaarden nadelig geweest. De rechter meent dat belastingbesparing mogelijk ten grondslag lag aan het aangaan van huwelijkse voorwaarden. Maar dat is onvoldoende om te constateren dat sprake is van fraus legis. De rechtbank verklaart daarom het beroep van de vrouw gegrond en vernietigt de belastingaanslag.

 

Nieuwe verliesverrekeningsregels Wet Vpb per 1 januari 2022

Per 1 januari 2022 gaan nieuwe regels voor de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting gelden. Verliezen tot € 1 miljoen zullen onbeperkt voorwaarts verrekenbaar zijn en een jaar achterwaarts verrekenbaar. Is het bedrag aan verrekenbare verliezen meer dan € 1 miljoen? Dan vindt verliesverrekening in een jaar plaats tot € 1 miljoen vermeerderd met 50% van de belastbare winst nadat die winst is verminderd met € 1 miljoen.

 

Bij nota van wijziging op het Belastingplan 2021 is voorgesteld de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting te wijzigen. Per 1 januari 2022 zullen verliezen onbeperkt voorwaarts verrekenbaar zijn en voor een jaar achterwaarts. De omvang van de in aanmerking te nemen verliezen wordt echter beperkt. Gaan verliezen in de voorafgaande jaren gezamenlijk een bedrag van € 1 miljoen te boven? Dan vindt verrekening van die verliezen in een jaar slechts plaats tot een bedrag van € 1 miljoen vermeerderd met 50% van de belastbare winst, nadat die winst is verminderd met € 1 miljoen. Voor de achterwaartse verliesverrekening met een jaar geldt hetzelfde. Voor alle nog niet verrekende verliezen op 31 december 2021 zal het nieuwe regime van de verliesverrekening gaan gelden.

 

Alleen wijziging verliesverrekening in de vennootschapsbelasting

Voor ondernemers en aanmerkelijkbelanghouders blijft de huidige verliesverrekening bestaan. Voor ondernemers geldt nu een termijn voor de achterwaartse verliesverrekening van drie voorgaande kalenderjaren en een voorwaartse verliesverrekening van negen volgende kalenderjaren.

 

Verliesverrekening voor aanmerkelijkbelanghouders

Voor aanmerkelijkbelanghouders geldt voor de achterwaartse verliesverrekening een termijn van een jaar en voor voorwaartse verliesverrekening een termijn van zes jaar. Heeft iemand geen aanmerkelijk belang meer dan kan hij het ab-verlies omzetten in een belastingkorting op de verschuldigde inkomstenbelasting voor box 1. Een belastingplichtige moet in het jaar van omzetting en het daaraan voorafgaande jaar dan geen aanmerkelijk belang meer hebben. Voor 2020 is de belastingkorting 26,25%, voor 2021 is de belastingkorting 26,7%. De belastingkorting voor verlies uit aanmerkelijk belang vermindert de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning van het jaar waarin het verlies wordt omgezet en de zeven daarop volgende jaren. Die termijn van zeven jaren is echter beperkt tot maximaal het negende jaar volgend op het jaar waarin het verlies uit aanmerkelijk belang is geleden.

 

Voorbeeld (ontleend aan de nota van wijziging)

Een vennootschap (belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting) lijdt in 2020 een verlies van € 2 miljoen en in 2021 een verlies van € 3 miljoen. Het verlies van 2020 is niet verrekenbaar met een winst uit 2019. In 2022 behaalt de vennootschap een winst van € 4 miljoen, in 2023 een winst van € 1,5 miljoen en in 2024 een belastbare winst van € 1 miljoen. Hoe vindt verliesverrekening plaats?

Per 1 januari 2022 is het totaal aan verrekenbare verliezen € 5 miljoen. Een verlies van € 1 miljoen is onvoorwaardelijk verrekenbaar. Na verrekening met € 1 miljoen resteert € 3 miljoen aan winst waarmee de vennootschap het verlies kan verrekenen. 50% van € 3 miljoen is € 1,5 miljoen is ook nog verrekenbaar. Over 2022 bedraagt de belastbare winst na verliesverrekening € 1,5 miljoen en de nog verrekenbare verliezen € 2,5 miljoen. In 2023 is € 1 miljoen verlies verrekenbaar en van de winst na aftrek van € 1 miljoen, is nog € 250.000 verrekenbaar. Voor 2023 zal de belastbare winst uitkomen op € 250.000 en resteert aan verrekenbare verliezen € 1.250.000. Voor 2024 kan de vennootschap€ 1 miljoen verrekenen, zodat eind 2024 nog € 250.000 verrekenbare verliezen zijn. Deze verliezen kan de vennootschap vanaf 2025 verrekenen.

 

 

 Geplaatst op 17 december 2020