Nieuwe Box III-heffing gaat niet eerder in dan 2028

1 Nieuwe Box III-heffing gaat niet eerder in dan 2028

Op 13 december 2024 informeerde de Staatssecretaris van Financiën de Tweede Kamer via een kamerbrief over de laatste stand van zaken inzake het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3. Naast het feit dat het wetsvoorstel niet eerder dan 1 januari 2028 inwerking kan treden heeft de staatssecretaris aangegeven dat als gevolg van de arresten van de Hoge Raad een budgettaire derving ontstaat van circa 2,5 miljard. Voorgesteld wordt die derving op te vangen in Box III door een stijging van het forfait voor “overige bezittingen” naar 7,66% en een daling van het heffingsvrije vermogen van € 57.684 naar € 52.048 en dit met ingang van 1 januari 2026.

Daarnaast gaat de staatssecretaris in de Kamerbrief ook in op het negatieve advies van de Raad van State over het wetsvoorstel. De staatssecretaris heeft in de kamerbrief aangegeven dat het kabinet het advies inhoudelijk gaat bestuderen. 

2 Stelsel met tegenbewijs blijft van kracht

De staatssecretaris geeft aan dat de 6 en 14 juni arresten van de Hoge inzake het belasten van werkelijk rendementen en het daaruit voortvloeiende rechtsherstel tot gevolg hebben dat er een capaciteitsprobleem bij de Belastingdienst ontstaat om afdoende hierop te reageren. Dit betekent ook dat het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement Box III zoals is voorgesteld  onmogelijk  geïmplementeerd kan worden per 1 januari 2027. Invoering per 1 januari 2028 zou volgens de staatssecretaris onder de huidige omstandigheden wel haalbaar zijn. Gelet hierop is het eveneens niet mogelijk om een goed alternatief voor de huidige Box III-wet in te voeren. 

Dit heeft tot gevolg dat het huidige stelsel met de tegenbewijsregeling op basis van de arresten van de Hoge Raad van kracht blijft tot 1 januari 2028.

De formalisering van de tegenbewijsregeling zal plaatsvinden middels de invoering van een formulier "Opgaaf werkelijk rendement" (formulier OWR), welke een wettelijke basis zal krijgen middels de Wet

tegenbewijsregeling Box III, waarvan de inwerkingtreding is beoogd op 1 juni 2025. 

3 Budgettaire derving

De staatssecretaris laat ook weten dat er een budgettaire derving is van ongeveer 2,5 miljard. Een voorlopige dekking daarvoor heeft het kabinet gevonden in de aanpassing van de berekeningswijze van het forfaitaire rendement voor “overige bezittingen” door huurinkomsten en voordelen als gevolg van eigen gebruik mee te rekenen, in combinatie met een verlaging van het heffingsvrije vermogen. Het forfait voor “overige bezittingen” stijgt daarmee voorlopig met 1,78%-punt en dit met ingang van 1 januari 2026. Als deze stijging reeds in 2025 zou ingaan dan zou het forfaitaire rendement voor “overige bezittingen” op 7,66% in plaats van 5,88% uitkomen. Het heffingsvrij vermogen zou dan verlaagd worden van € 57.684 dalen naar € 52.048.

Dit laat onverlet dat belastingplichtigen met een lager werkelijk rendement dan het forfaitaire gebruik kunnen blijven maken van de tegenbewijsregeling. 

De link naar de kaperbrief treft u onderstaand aan.

https://open.overheid.nl/documenten/4902bc4d-d9fb-409c-90d1-55bd21c348cb/file

Disclaimer

De in dit memorandum opgenomen informatie is van algemene aard en heeft geen betrekking op de specifieke omstandigheden van een bepaald individu of een bepaalde entiteit. Hoewel bij de totstandkoming van dit memorandum de grootst mogelijke zorgvuldigheid is betracht, kunnen wij niet garanderen dat de daarin opgenomen informatie op de datum van ontvangst juist en volledig is of dat in de toekomst zal blijven. Op grond van deze informatie dient geen actie ondernomen te worden zonder adequate professionele advisering na een grondig onderzoek van de specifiek van toepassing zijnde situatie.