Nieuws april 2016

apr 28, 2016
|
Ingezonden door: super
|
Categorie: Actualiteiten

Niet aan btw formaliteiten voldaan, toch recht op btw vooraftrek? - Enkele belangwekkende civielrechtelijke arresten

Niet aan btw formaliteiten voldaan, toch recht op vooraftrek?

Met regelmaat weigert de Belastingdienst aftrek van de betaalde btw, omdat niet aan alle formaliteiten is voldaan. Een factuur die niet aan de vereisten voldoet, een vergeten btw-identificatie nummer of een andere formaliteit kan soms aanleiding zijn de aftrek van btw, dan wel de toepassing van het btw 0%-tarief, te weigeren. Het gevolg hiervan is dat in beginsel tweemaal btw wordt geheven. In een aantal arresten heeft het Hof van Justitie daartegen stelling ingenomen. Het weigeren van de aftrek van voorbelasting zou in strijd zijn met het neutraliteitsbeginsel (geen dubbele heffing) en het evenredigheidsbeginsel (zware straf voor een relatief klein verzuim). Slechts in twee situaties is deze “straf” wel gerechtvaardigd, namelijk indien belastingplichtige “opzettelijk aan belastingfraude heeft deelgenomen en zo de goede werking van het gemeenschappelijke btw-stelsel in gevaar heeft gebracht”, of, indien belastingplichtige “door de niet naleving van dergelijke formele vereisten het leveren van het zekere bewijs dat aan de materiële voorwaarden is voldaan, zou hebben verhinderd”. Het is aan de nationale autoriteiten om een passende sanctie toe te passen ingeval niet wordt voldaan aan de formele vereisten. Het weigeren van vooraftrek en het weigeren het 0% tarief toe te mogen passen, mag alleen indien sprake is van opzettelijk meedoen met btw fraude of indien het bewijs dat aan de materiële voorwaarden is voldaan niet geleverd kan worden. In alle andere gevallen houdt de ondernemer zijn recht op teruggaaf btw of de toepassing van het 0%-tarief.

 

Enkele belangwekkende civielrechtelijke arresten

Hieronder staan drie arresten van de Hoge Raad en met deze drie Hoge Raad-arresten is het nodige veranderd voor vennoten en schuldeisers van een vof of een commanditaire vennootschap (hierna: cv). In de dagelijkse praktijk zullen zij daarvan niet direct iets merken. Dat is pas het geval in bijzondere situaties zoals faillissementen, incassoprocedures of aansprakelijkstellingen. Voor alle partijen geldt echter wel dat het belangrijk is goed geïnformeerd te zijn over de rolverdeling tussen de vennoten en ieders persoonlijke schuldenpositie. Deze drie uitspraken benadrukken dit belang.

 

Hoge Raad 6 februari 2015, nr. 14/03627: Het faillissement van een vof betekent niet langer automatisch het faillissement van elke beherende vennoot.

Het faillissement van een vof betekent niet langer automatisch het faillissement van elke beherende vennoot. De Hoge Raad oordeelde in het arrest van 6 februari 2015 dat als een vof failliet gaat, het faillissement van iedere achterliggende vennoot afzonderlijk moet worden aangevraagd en beoordeeld. De rechter heeft daarbij dus de mogelijkheid om tot het oordeel te komen dat weliswaar de vof in staat van faillissement verkeert, maar een of meerdere vennoten (nog) niet.

Voor de schuldeisers en de vennoten is het belangrijk de vof niet te veel als een schild of barrière te zien, zowel op zakelijk als op persoonlijk vlak. Enerzijds dwingt dit arrest de schuldeiser ertoe de vennoten van begin af aan persoonlijk te betrekken bij het verhalen van zijn vordering. Anderzijds moeten de vennoten zich goed bewust zijn van hun persoonlijke verhouding tot de crediteur. Dat maakt zaken niet bepaald eenvoudiger, maar zal vaak wel meer recht doen aan de omstandigheden waarin de vennoten van de failliet verklaarde vof zich bevinden.

 

Hoge Raad 13 maart 2015, nr. 14/00943: Een beherende vennoot van een cv is hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden van de vennootschap.

Een beherende vennoot van een cv is hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden van de vennootschap. Het hoogste rechtscollege oordeelde op 13 maart 2015, nr. 14/00943 dat deze aansprakelijkheid niet wordt beperkt tot de schulden die zijn ontstaan sinds de toetreding van de beherende vennoot. Het moment waarop die schuld ontstaat, is daarvoor niet van belang.

Voor nieuwe toetreders is het belangrijk duidelijkheid te krijgen wie de schuldeisers van de vennootschap zijn en wat de hoogte van hun vordering is. Lukt dat niet of is er te weinig zekerheid, dan doet de toetreder er verstandig aan niet te tekenen. Voor de schuldeisers moet duidelijk zijn dat de samenstelling van de vof op het moment van het ontstaan van de vordering niet relevant is, maar op het (gekozen!) moment van verhaal van de vordering.

 

Hoge Raad 29 mei 2015, nr. 15/00303: Het hoofdelijk aansprakelijk stellen van een commanditaire vennoot die een beheershandeling heeft verricht, is niet meer per definitie mogelijk.

Het hoofdelijk aansprakelijk stellen van een commanditaire vennoot die een beheershandeling heeft verricht, is niet meer per definitie mogelijk. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 29 mei 2015, nr. 15/00303. In de zaak van 29 mei 2015 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in een procedure die ging over de grenzen van aansprakelijkheid van een commanditaire vennoot. Het hoogste rechtscollege oordeelde dat twee commanditaire vennoten niet hoofdelijk aansprakelijk zijn, hoewel zij namens de vennootschap een huurovereenkomst en beëindigingsbeding tekenden. Voor het hoogste rechtscollege was doorslaggevend dat de wederpartij wist dat hij had te maken met commanditaire vennoten, die dus eigenlijk niet mochten tekenen namens de vennootschap. Nu er geen verwarring was over de hoedanigheid van de commanditaire vennoten en blijkbaar geen sprake was van misbruik, maakt het hoogste rechtscollege een uitzondering op de hoofdregel.

Een commanditaire vennoot moet zich goed bewust zijn van zijn rol die hij naar buiten toe heeft. Dat in dit geval een uitzondering is gemaakt door de Hoge Raad, maakt dat niet anders. De hoofdregel is nog steeds dat een commandiet die beheershandelingen verricht hoofdelijk aansprakelijk is voor alle schulden van de vennootschap. Voor een commanditair vennoot die zich, bewust of onbewust, schuldig heeft gemaakt aan beheershandelingen, is het goed te weten dat hierop een ontsnappingsroute bestaat.

Keerzijde van deze uitspraak is de onzekerheid die kan ontstaan bij partijen die handelen met cv’s. Voorheen kon ervan worden uitgegaan dat een vennoot, met wie een contract werd gesloten, hoofdelijk aansprakelijk was voor de schulden van die vennootschap. Als een contractpartij nu echter weet (of misschien zelfs zou behoren te weten) dat het een commanditaire vennoot betreft, kan de situatie anders liggen. Alle reden dus zorgvuldig te werk te gaan en tijdig deskundig advies in te winnen wanneer zaken wordt gedaan met een cv.

 

Geplaatst op 28-4-2016