Nieuws oktober 2018

okt 30, 2018
|
Ingezonden door: super
|
Categorie: Actualiteiten

En dan heb je opeens een bijtelling privé gebruik auto aan je broek hangen! - Belastingheffing bij verhuur pand? - Wetsvoorstel herziening partneralimentatie

En dan heb je opeens een bijtelling privé gebruik auto aan je broek hangen! 

Belanghebbende, meneer X, is directeur/grootaandeelhouder (hierna: dga) van G bv en heeft in het jaar 201179 ritten van en naar golfclubs gemaakt met zijn door G bv aan hem ter beschikking gestelde auto. In geschil is of belanghebbende meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden met de auto heeft gereden. Volgens belanghebbende dienen de 79 ritten naar de golfclubs als zakelijke kilometers te worden aangemerkt omdat hij op de golfclubs (potentiële) zakelijke relaties ontmoet. Het hof ‘s Hertogenbosch acht aannemelijk dat de bezoeken aan de golfclubs zowel samenhangen met zijn rol als dga van G bv als met zijn privéleven. Het hof past vervolgens bij dergelijke ritten met een gemengd oogmerk de maatstaf toe zoals opgenomen in HR 5 juni 1985, ECLI:NL:HR:1985:AW8259. Derhalve is van belang hoeveel keer iemand die niet een dienstbetrekking zoals die van belanghebbende vervult, maar wat inkomen, vermogen en gezin betreft, in dezelfde omstandigheden als belanghebbende verkeert, een golfclub bezoekt. Een gemiddelde golfer bezoekt volgens het hof 17 keer per jaar een golfclub. Derhalve dienen 17 van de 79 ritten als privé te worden aangemerkt. Alsdan komt het aantal privékilometers boven de 500 uit. De inspecteur heeft derhalve terecht loonheffingen nageheven.

Belang voor de praktijk

Had meneer X 17 ritten met een andere auto, bijvoorbeeld de auto van mevrouw X, golfclubs bezocht dan was hij uit de discussie gebleven “hoeveel keer iemand die niet een dienstbetrekking zoals die van belanghebbende vervult, maar wat inkomen, vermogen en gezin betreft, in dezelfde omstandigheden als belanghebbende verkeert” en had hij geen bijtelling privé gebruik auto gekregen.

 

Indien u met de zakelijke auto (minder dan 500 privé kilometers per jaar) bestemmingen bezoekt die een gemengd karakter (kunnen) hebben, realiseer u dan dat u hiermee wellicht “privé” kilometers rijdt in de ogen van de fiscus. Indien mogelijk probeer het bezoek aan dergelijke bestemmingen met de zakelijke auto te beperken/vermijden.

 

 

Belastingheffing bij verhuur pand?

Regelmatig wordt de vraag gesteld; stel ik koop een pand, knap dit op en ga het verhuren. Krijg ik dan te maken met belastingheffing over de huuropbrengst?  

 

Of en zo ja op welke wijze u te maken krijgt met belastingheffing over de huuropbrengsten en de verkoopwinst is afhankelijk van de aard van de werkzaamheden die u met betrekking tot het pand verricht. Criterium hierbij is of de werkzaamheden die u verricht al dan niet uitgaan boven wat gebruikelijk is bij normaal, actief vermogensbeheer. 

 

Meer dan normaal, actief vermogensbeheer

Gaan de werkzaamheden uit boven wat gebruikelijk is bij normaal, actief vermogensbeheer, dan zijn de opbrengsten belast in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). Volgens artikel 3.91, lid 1, onderdeel c Wet IB 2001 is er sprake van meer dan normaal, actief vermogensbeheer in geval van:

- het uitponden van onroerende zaken,

- het in belangrijke mate door de belastingplichtige zelf verrichten van groot onderhoud of andere aanpassingen aan een zaak, of

- het aanwenden door de belastingplichtige van voorkennis of daarmee vergelijkbare bijzondere vormen van kennis.

 

Normaal, actief vermogensbeheer

Gaan de werkzaamheden niet uit boven wat gebruikelijk is bij normaal, actief vermogensbeheer, dan is er sprake van een belegging in box 3. In principe vormt verhuur of verkoop van een pand, niet zijnde de eigen woning, een beleggingsactiviteit. De waarde van het pand maakt dan deel uit van de grondslag van box 3. De huuropbrengsten of de verkoopwinst zijn niet in box 1 belast. 

 

Belang voor de praktijk

De Hoge Raad heeft in het arrest van 9 oktober 2009, ECLI:NL:PHR:2009:BI0481 aangegeven dat er in ieder geval sprake is van belastbare arbeidsinkomsten als de exploitatie van onroerende zaken gepaard gaat met werkzaamheden die naar hun aard en omvang onmiskenbaar zijn gericht op het behalen van - redelijkerwijs te verwachten - voordelen die het bij normaal actief vermogensbeheer te verwachten rendement te boven gaan. Eveneens is er sprake van belastbare arbeidsinkomsten indien bijzondere kennis er in belangrijke mate toe heeft bijgedragen dat de belastingplichtige voordeel heeft kunnen behalen. De feitelijke omstandigheden zijn bepalend.

In een recente uitspraak slaagt de inspecteur er niet in om overtuigend bewijs aan te leveren en oordeelt de rechtbank Gelderland dat een belastingplichtige geen belasting in box 1 verschuldigd is over de opbrengsten van de door hem gekochte panden. Wat speelt er?

Een loodgieter koopt in privé enkele panden. De panden worden gesplitst, verbouwd tot appartementen en vervolgens verkocht en verhuurd. De inspecteur belast de opbrengsten als ROW. De man is het hier niet mee eens en legt de zaak voor aan de rechter. De rechter constateert dat de inspecteur uitgaat van veronderstellingen, meningen en vermoedens zonder nadere onderbouwing. Zo is niet gebleken dat de inspecteur heeft onderzocht of de man specifieke kennis had van projectontwikkeling. Bij gebrek aan overtuigend bewijs dat de activiteiten van de man meer omvatten dan normaal actief vermogensbeheer, luidt het oordeel dat er geen sprake is van ROW maar van een beleggingsactiviteit.

 

 

Wetsvoorstel herziening partneralimentatie

Het wetsvoorstel beoogt de partneralimentatie eerlijker en eenvoudiger te maken. Daarnaast is het de bedoeling om de duur van de alimentatie in te korten. Onlangs is dit in 2015 ingediende initiatiefwetsvoorstel voor de derde keer gewijzigd.

 

Het wetsvoorstel wil de partneralimentatie behouden. Beëindiging van het huwelijk betekent immers niet dat de zorgplicht die de echtgenoten tegenover elkaar hebben, ophoudt te bestaan. Maar het voorstel voorziet wel in een verkorting van de alimentatieduur.

 

De voorgestelde beperking van de alimentatieduur

In het wetsvoorstel is de alimentatieduur beperkt tot de helft van het aantal jaren dat het huwelijk heeft geduurd, met een maximum van 5 jaar. Op deze hoofdregel is een aantal uitzonderingen. Die uitzonderingen hebben betrekking op langdurige huwelijken en huwelijken met jonge kinderen.

 

► Uitzondering langdurige huwelijken

Voor de bepaling van de duur van het huwelijk wordt gekeken naar het tijdstip waarop het verzoek tot echtscheiding wordt ingediend. Er is sprake van een ‘langdurig huwelijk’ als het huwelijk op dat tijdstip langer heeft geduurd dan 15 jaar. Als dat het geval is en de alimentatiegerechtigde de AOW-leeftijd binnen 10 jaar bereikt, dan eindigt de alimentatie pas bij het bereiken van de AOW-leeftijd.

In de derde nota van wijziging is deze uitzondering uitgebreid. Alimentatiegerechtigden in de leeftijd van 50 jaar tot 57 jaar, hebben ook recht op partneralimentatie voor de duur van 10 jaar.

In het oorspronkelijke wetsvoorstel eindigt de partneralimentatie zodra de alimentatieplichtige de AOW- leeftijd bereikt. Deze regeling is nu geschrapt.

 

► Uitzondering jonge kinderen

De partneralimentatie eindigt niet eerder dan op het tijdstip dat het jongste kind de leeftijd van 12 jaar bereikt heeft. Deze uitzondering bestond al en is niet gewijzigd. Op grond van deze uitzondering is de alimentatieduur maximaal 12 jaar.

 

 

Geplaatst op 30 oktober 2018