Nieuws december 2018

dec 27, 2018
|
Ingezonden door: super
|
Categorie: Actualiteiten

Vervanging Wet DBA gaat door volgens ingezette koers - Lening voor oude woning kwalificeert ook als lening voor nieuwe woning; waarom moeilijk doen als het ook makkelijk kan?!

Vervanging Wet DBA gaat door volgens ingezette koers

Het kabinet werkt de plannen over de positie van zzp’ers op de arbeidsmarkt verder uit. De plannen ter vervanging van de Wet DBA blijven op hoofdlijnen zoals deze in het regeerakkoord zijn geschetst. De invoering van de verplichte arbeidsovereenkomst bij een laag tarief en de opt-out mogelijkheid aan de bovenkant van de arbeidsmarkt lopen echter vertraging op: er wordt naar gestreefd deze per 2021 in te voeren. In de loop van 2019 wordt bezien of en wanneer de webmodule voor opdrachtgevers wordt ingevoerd en wat dit betekent voor het huidige handhavingsmoratorium van de Wet DBA. Deze status blijkt uit de voortgangsbrief van het kabinet over dit dossier.

 

Webmodule
Via een webmodule krijgen opdrachtgevers zekerheid over de vraag of een arbeidsrelatie kan worden gezien als ‘buiten dienstbetrekking’. In dat geval geeft de webmodule een opdrachtgeversverklaring af die de werkgever vrijwaart van loonheffingen (tenzij de vragen niet naar waarheid zijn beantwoord en tenzij feitelijk anders wordt gewerkt). De verwachting is dat de webmodule eind 2019 gereed is; maar het kabinet houdt een kleine slag om de arm of met de webmodule zekerheid kan worden gegeven. Voor de zomer zal het kabinet een update geven over de testresultaten en de ingebruikname van de webmodule.

 

Arbeidsovereenkomst bij laag tarief
Deze maatregel kan volgens het kabinet worden vormgegeven door een nieuwe arbeidsovereenkomst in het Burgerlijk Wetboek op te nemen, die gelijkwaardig is aan de bestaande arbeidsovereenkomst. De maatregel loopt vertraging op tot tenminste 2021, omdat er een substantieel risico is dat de zij strijdig is met EU-recht. Om die reden worden ook alternatieve maatregelen onderzocht ter bescherming van zzp’ers aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Concreet noemt het kabinet een minimumtarief, dat inhoudt dat zzp’ers niet minder dan tussen de 15 en 18 euro per uur betaald mogen krijgen. 

 

Opt-out bij hoog tarief
De consequenties van de opt-out voor zelfstandigen met een hoog tarief zijn nader ingevuld. De afbakening van de groep voor wie de opt-out gaat gelden is nog niet helemaal duidelijk; de tariefgrens van € 75 lijkt nog niet definitief. Ook deze maatregel zal niet eerder ingaan dan per 2021.

Bij een opt-out verklaren opdrachtgever en opdrachtnemer gezamenlijk dat zij wensen dat de opdrachtnemer niet als verzekerde voor de werknemersverzekeringen wordt beschouwd. Daarmee is de opdrachtgever gevrijwaard van loonheffingen, ook als blijkt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. De vrijwaring geldt niet als niet aan de voorwaarden voor de opt-out is voldaan; dan kan wel met terugwerkende kracht worden beoordeeld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. De opdrachtnemer die een opt-outverklaring heeft ondertekend, heeft geen recht op uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen.

 

Handhaving Wet DBA
Op 1 juli 2018 heeft de Belastingdienst het Toezichtplan Arbeidsrelaties gepubliceerd, dat invulling geeft aan het toezicht op arbeidsrelaties gedurende het huidige handhavingsmoratorium, dat in ieder geval duurt tot 1 januari 2020. Het plan houdt in dat de Belastingdienst minimaal 100 opdrachtgevers selecteert om te bezoeken en mee in gesprek te gaan over hun werkwijze met opdrachtnemers. Het kabinet geeft aan dat de 100 opdrachtgevers inmiddels zijn geselecteerd en het merendeel van de bedrijfsbezoeken is gestart. In de loop van 2019 wordt duidelijk hoe de handhaving verder zal worden ingevuld, nu de beoogde datum van 2020 (deels) niet zal worden gehaald.

 

Verduidelijking begrip gezagsverhouding
Het kabinet heeft eerder aangekondigd het begrip ‘gezagsverhouding’ - als één van de criteria voor een arbeidsovereenkomst - te zullen verduidelijken. Per 1 januari 2019 zal deze verduidelijking worden opgenomen in het Handboek loonheffingen van de Belastingdienst.

 
Lening voor oude woning kwalificeert ook als lening voor nieuwe woning; waarom moeilijk doen als het ook makkelijk kan?!

Een man heeft een eigen woning met een hypotheekschuld van € 725.000. Hij verhuist in 2009 naar een nieuwe woning. Deze nieuwe woning kost € 1.355.000. Maar inclusief verbouwingskosten bedraagt de kostprijs van die nieuwe woning echter € 2.235.000. De man heeft voor de nieuwe woning bij de bank een lening gesloten van € 1.200.000 en een lening van € 310.000 bij zijn eigen bv. Volgens de man bedraagt zijn eigenwoningschuld in totaal € 1.767.500. Maar volgens Rechtbank Gelderland bedraagt de eigenwoningschuld € 1.510.000. De lening voor de oude woning van € 725.000 is immers aangegaan voor de oude woning en kan niet worden aangemerkt als een lening voor de nieuwe woning. De man geeft aan dat hij er uit administratieve en kostenoverwegingen voor heeft gekozen om voor een bedrag van € 725.000 geen nieuwe lening af te sluiten. Daar heeft de rechtbank geen boodschap aan.

In hoger beroep oordeelt het Hof Arnhem-Leeuwarden echter anders. Volgens het hof kan de man de oude lening wel meenemen naar de nieuwe woning. De man wilde de oude lening, zodra de oude woning zou zijn verkocht, gebruiken voor de verbouwingskosten. Tot de verkoop van de oude woning zou hij de verbouwingskosten voorschieten. De man heeft dit voldoende aannemelijk gemaakt. Daarmee is het gelijk aan de man.

 

Belang voor de praktijk

Normaal gesproken had de man de lening voor de oude woning moeten aflossen en vervolgens een nieuwe lening moeten aangaan. Had hij dit gedaan, dan was er geen fiscale discussie geweest. De man koos er echter voor om de stappen 'aflossen en opnieuw lenen' over te slaan. Het hof heeft hier duidelijk minder moeite mee dan de rechtbank. Als je dit soort discussies met de Belastingdienst wilt voorkomen, kun je (1) beter de situatie van tevoren voorleggen aan de Belastingdienst of (2) toch kiezen voor de stappen 'aflossen en opnieuw lenen'.

 

Wie zijn kapitaalverzekering, spaarrekening of beleggingsrecht eigen woning (KEW/SEW/BEW) afkoopt, moet met de afkoopsom zijn eigenwoningschuld aflossen. Gebeurt dit niet, dan is het rentebestanddeel in de afkoopsom belast. Wie er een verbouwing mee betaalt, loopt er tegenaan dat dit fiscaalrechtelijk niet leidt tot een belastingvrije kapitaalsuitkering. Je zult dan toch de omweg van eerst financieren en dan aflossen moeten bewandelen, althans dat is het officiële standpunt van de Belastingdienst. Dat dit 'lenen en aflossen' in de praktijk – vanwege acceptatienormen – niet altijd mogelijk is, is een feit. Dat dit (onnodig) extra kosten met zich meebrengt, is eveneens een gegeven.

 

Geplaatst op 27 december 2018