Nieuws februari 2020

feb 11, 2020
|
Ingezonden door: super
|
Categorie: Actualiteiten

Belastingdruk in Nederland bedraagt 85%

U hebt het ongetwijfeld gehoord, het kabinet heeft bij de belastingplannen van 2019 en 2020 veel aandacht besteedt aan de invoering van een inkomstenbelasting bestaande uit slechts twee schijven, te weten:

  • 37,35% tot een inkomen van € 68.507
  • 49,5% voor de inkomens die daar bovenuit gaan.

Het kabinet is van mening dat deze “vlaktaks” voor een meer evenwichtige fiscale behandeling van een- en tweeverdieners zorgt en meer belangrijk nog, dat (meer) werken daardoor lonender wordt, vooral voor middeninkomens. Maar is dat ook zo?

 

Ten eerste het aantal schijven. Dat zijn er geen twee maar drie.

Alleen voor mensen die de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt is sprake van twee schijven. Door de samenvoeging van inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen ontstaat voor hen een tarief in de eerste schijf van 37,35%. Voor mensen die de AOW gerechtigde leeftijd hebben bereikt geldt dit niet, want zij betalen een lagere premie. Dus AOW-gerechtigden worden nog steeds geconfronteerd met drie schijven.

Dit zou echter bestempeld kunnen worden met “gezeur in de marge”. Waar het echt om gaat is het effect van de heffingskortingen en het effect daarop door het stijgen van het inkomen. Via de heffingskortingen en toeslagen wordt behoorlijk genivelleerd. Dit vindt zijn oorsprong in het kabinet Rutte-II van 2012 in vorm van het de inkomensafhankelijk worden van die heffingskortingen. Hoe werkt dit? Heel simpel, naar mate het inkomen hoger wordt, worden de heffingskortingen lager. Thans bedraagt de algemene heffingskorting maximaal € 2.711. Die is maximaal bij een inkomen tot € 20.711 en neemt daarna af tot nihil bij een inkomen van € 68.507. De arbeidskorting bedraagt thans maximaal € 3.819 en wel tot een inkomen van € 34.954. Daarna wordt de arbeidskorting tot nihil afgebouwd bij een inkomen van € 98.604.

Het inkomenstechnische gevolg van het op deze manier inbouwen van de heffingskortingen is dat eigenlijk niet kan worden gesproken van twee schijven voor de inkomstenbelasting. Bovendien zorgt dit ervoor, en dit heeft lang niet iedereen in de gaten, dat de belastingdruk in de hoogste tariefschrijf niet 49,5% maar 55,5% bedraagt en in de laagste tariefschijf is niet 37,35% maar iets meer dan 49% bedraagt.

Uiteraard is heel veel te zeggen voor hoge heffingskortingen voor lage inkomens en andersom. Echter dit sociale aspect wordt geheel uit het oog verloren als naar de effecten van de afbouw wordt gekeken bij inkomens tussen € 23.000 en € 32.000. De marginale belastingdruk loopt tussen die beide inkomensgrenzen op van maar liefst 75% naar 85%. Dus van een salarisverhoging van € 1.000 in die inkomenscategorie gaat maar liefst € 750 tot € 850 in vorm van loon- en/of inkomstenbelasting naar de staat.

Het financiële belang van de heffingskortingen is enorm en bedraagt vele tientallen miljarden. Dit komt onder meer doordat het aantal personen dat in die inkomenscategorie zit verreweg de grootste groep in Nederland is. Maar politiek, wees daar nu eens eerlijk in. Werken moet lonen. Hoe krijg je iemand gemotiveerd om voor € 0,15 tot € 0,25 per bruto verdiende euro meer te willen gaan werken? Ik heb daar even geen antwoord op.

 

Geplaatst op 11 februari 2020